Persoonsgerichte benadering
Een gedetineerde die na detentie zonder werk, zonder huis en met schulden zit, loopt eerder het risico om in de fout te gaan dan iemand die zijn zaken op orde heeft. We willen het recidivecijfer zo ver mogelijk terugdringen. Daarvoor geven we gedetineerden een zo groot mogelijke kans op een geslaagde terugkeer in de maatschappij. Hoe groot die kans is, is van veel factoren afhankelijk. Daarom is het belangrijk dat we voor iedere gedetineerde een persoonlijke aanpak opzetten – goed voor de gedetineerde, én voor een veiligere maatschappij.
Inkomsten, Screening en Selectie (ISS)
De persoonsgerichte benadering van gedetineerden is een van de pijlers van een modern gevangeniswezen. Daarom is het noodzakelijk om zo veel mogelijk over een gedetineerde te weten, vanaf het moment dat hij de gevangenis binnenkomt. Om deze informatie zo snel mogelijk te verzamelen is het streven binnen tien dagen na de binnenkomst van iedere nieuwe gedetineerde de standaardprocedure ‘Inkomsten-, Screening- en Selectieprocedure (ISS-procedure)’ start.
Hierbij verzamelen we vanaf dag één op een gestroomlijnde manier informatie over een gedetineerde: wat voor persoon is het, wat is zijn verleden, is hij eerder veroordeeld, zijn er hulpverleningsinstanties met hem bezig, wat is zijn thuissituatie, heeft hij werk, schulden? Heeft de gedetineerde al medische of psychische zorg die in de gevangenis moet worden voortgezet? Weten alle belangrijke instanties dat de persoon gedetineerd is?
Door antwoord te geven op deze vragen leggen we een stevige basis voor de persoonsgerichte benadering. De ISS-procedure zorgt voor een efficiënt, stapsgewijs proces om in tien dagen zo veel mogelijk te weten te komen. Deze informatie leggen we vast in het detentie & re-integratieplan (D&R-plan). Er wordt ook informatie uitgewisseld met de gemeenten va het systeem Digitaal Platform Aansluiting Nazorg (DPAN), als het gaat om nazorg op vijf basisvoorwaarden en acties die gemeenten kunnen of moeten uitvoeren voor hun gedetineerde burgers.
Het detentie & re-integratieplan (D&R-plan)
Ook tijdens de detentie houden we de informatie over de gedetineerde bij en passen het waar nodig aan. Daarvoor gebruiken medewerkers één centraal, persoonlijk document: het Detentie- en Re-integratieplan (D&R-plan) van de gedetineerde.
Het D&R-plan is het persoonlijke plan over de gedetineerde. Het is een document dat constant wordt aangepast: iedere medewerker die met de gedetineerde werkt, draagt er aan bij. In het D&R-plan staat welke activiteiten de gedetineerden volgt, hoe hij zich gedraagt, wat hij vertelt –, kortom, alles wat van belang is om de gedetineerde zo gericht mogelijk te kunnen begeleiden en onersteunen. Het D&R-plan vormt ook voor externe partners (bijvoorbeeld gemeenten en de reclassering) een handvat om tijdens en na detentie met de gedetineerde aan de slag te kunnen. De gedetineerde vult ook zelf een deel van zijn D&R-plan in, in overleg met een mentor. De gedetineerde is zelf verantwoordelijk voor zijn plan en de activiteiten die erin staan. Onderdelen van D&R-plan worden ook via het systeem Digitaal Platform Aansluiting Nazorg (DPAN) uitgewisseld met gemeenten, zodat zij zich vast kunnen inzetten op de re-integratie na de detentie.
In een zogeheten Multi-Disciplinair Overleg (MDO) komen vertegenwoordigers van verschillende afdelingen wekelijks danwel tweewekelijks bij elkaar. In deze overleggen bespreken zij het D&R-plan van de gedetineerde en besluiten zij welke activiteiten hij mag en moet volgen. In de laatste fase van de detentie bekijken ze ook of een gedetineerde in aanmerking komt voor bijvoorbeeld verlof of vervroegde vrijlating.
De gedetineerde zelf verantwoordelijk
De persoonsgerichte benadering zorgt dat we een goede en effectieve aanpak van de gedetineerde kunnen opzetten. Het geeft ons ook de mogelijkheid om de gedetineerde zèlf verantwoordelijk te maken voor het verloop van zijn detentie en re-integratie. De gedetineerde moet laten zien die verantwoordelijkheid te willen nemen door zich goed te gedragen en actief mee te werken aan zijn re-integratie. Doet hij dat niet, dan zullen we niet in hem investeren.
In de praktijk start iedere gedetineerde in het basisprogramma. De gedetineerde volgt hierin alleen de activiteiten waar hij wettelijk recht op heeft (waaronder arbeid, recreatie en bezoek); alle overige uren zit hij op zijn cel. Als hij goed gedrag toont kan de gedetineerde promoveren naar een plusprogramma, waarin hij mag deelnemen aan ‘activiteiten in het kader van zijn re-integratie'. Richting het einde van zijn detentie kan een gedetineerde daarnaast in aanmerking komen voor externe vrijheden, zoals verlof. Bij slecht gedrag degradeert de gedetineerde naar een beperktere baisisprogramma.
Om op een zorgvuldige manier te bepalen of het zinvol is om in een gedetineerde te investeren, gebruiken we het toetsingskader. Medewerkers beoordelen het gedrag en de houding van gedetineerden op verschillende vlakken. Hierbij maken zij onderscheid tussen slecht, matig en goed gedrag. Op grond van deze beoordelingen bepaalt het Multi-Disciplinair Overleg (MDO) voor welk programma de gedetineerde in aanmerking komt.
Motiverende bejegening
Gedetineerden zijn zelf verantwoordelijk voor het verloop van hun detentie en re-integratie. Als Gevangeniswezen willen we ze uiteraard stimuleren om deze verantwoordelijkheid ook echt te (kunnen) nemen en ondersteunen als ze die keuze hebben gemaakt. Ons uiteindelijke doel is immers dat zo min mogelijk gedetineerden na hun vrijlating opnieuw de fout ingaan. Daarom trainen we onze medewerkers in ‘motiverende bejegening’: omgaan met gedetineerden op een manier die hen motiveert om te werken aan een toekomst zonder criminaliteit.
Motiverende bejegening is gebaseerd op het concreet toepassen van vijf waarden: respect, menswaardigheid, vertrouwen, ondersteuning en interactie. Uit de praktijk is gebleken dat motiverende bejegening als methode helpt om het gedrag van gedetineerden blijvend te veranderen. Daarnaast heeft het een aantal positieve neveneffecten: minder wangedrag onder gedetineerden, minder klachten en hernieuwd enthousiasme onder de medewerkers.