Re-integratie, verlof en voorwaardelijke invrijheidstelling

Re-integratie speelt een belangrijke rol bij het toekennen van verlof en voorwaardelijke invrijheidstelling aan gedetineerden. Om meer vrijheden te krijgen moet een gedetineerde zich aantoonbaar in zetten voor een verantwoorde terugkeer naar de samenleving. Ook worden veiligheidsrisico’s en slachtofferbelangen meegewogen.

Re-integratieverlof

Er zijn drie soorten re-integratieverlof: kortdurend of langdurend re-integratieverlof en/of re-integratieverlof voor extramurale arbeid in beperkt beveiligde afdelingen (BBA’s). In de BBA  kunnen gedetineerden alvast wennen aan meer vrijheden door overdag buiten de gevangenismuren te werken bij een werkgever, met als doel een betaalde baan na detentie. Zie voor meer uitleg de pagina over verlof op deze website.

Voorwaardelijke invrijheidstelling

De duur van de voorwaardelijke invrijheidstelling (v.i.) van vonnissen die na 1 juli 2021 (inwerkingtreding Wet straffen en beschermen) worden uitgesproken is maximaal twee jaar. Voor eerdere vonnissen is dat maximaal tien jaar. Het OM beslist over de toekenning en eventuele voorwaarden zoals een gebieds- of contactverbod of toezicht van de reclassering.

Criteria voor verloven en v.i.

Een gedetineerde moet aan strenge criteria voldoen om in aanmerking te komen voor verlof en voorwaardelijke invrijheidsstelling. Dat zijn:

  • Gedrag: de gedetineerde moet aantoonbaar actief aan zijn re-integratie werken en zich sociaal wenselijk gedragen in de gevangenis.
  • Risico’s: verlof of v.i. moet verantwoord zijn met het oog op de veiligheid van de samenleving.
  • Slachtofferbelangen: onderzocht wordt of er gevoeligheden bestaan bij slachtoffers/ nabestaanden en of hun veiligheid in het geding is. Ook wordt bekeken of er sentimenten in de samenleving spelen die een v.i. zonder bijzondere voorwaarden belemmeren.

Besluitvorming

Over het toekennen van verlof beslist DJI. Over de voorwaardelijke invrijheidsstelling beslist het Openbaar Ministerie, mede op basis van adviezen van de reclassering en de vestigingsdirecteur van de betrokken penitentiaire inrichting.

Het OM kan er voorwaarden aan verbinden, zoals een gebiedsverbod of toezicht van de reclassering. Een gedetineerde heeft de mogelijkheid bezwaar te maken tegen dat besluit.