Re-integratie, verlof en voorwaardelijke invrijheidstelling

Re-integratie speelt een belangrijke rol bij het toekennen van verlof en voorwaardelijke invrijheidstelling aan gedetineerden. Om meer vrijheden te krijgen moet een gedetineerde zich aantoonbaar inzetten voor een verantwoorde terugkeer naar de samenleving. Ook worden veiligheidsrisico’s en slachtofferbelangen meegewogen.

Re-integratieverlof

Er zijn vier soorten re-integratieverlof:
1. Kortdurend re-integratieverlof om te werken aan de vijf basisvoorwaarden;
2. Kortdurend re-integratieverlof voor het onderhouden van het sociaal netwerk;
3. Langdurend re-integratieverlof voor het onderhouden van het sociaal netwerk of voor het inzetten van een interventie;
4. Re-integratieverlof ten behoeve van extramurale arbeid Beperkt Beveiligde Afdeling (BBA).

Zie voor meer uitleg de pagina over verlof op deze website.

Voorwaardelijke invrijheidstelling

De duur van de voorwaardelijke invrijheidstelling (v.i.) van vonnissen die na 1 juli 2021 (inwerkingtreding Wet straffen en beschermen) worden uitgesproken is maximaal twee jaar. Voor eerdere vonnissen is dat maximaal tien jaar. Het OM beslist over de toekenning en eventuele voorwaarden zoals een gebieds- of contactverbod of toezicht van de reclassering.

Criteria voor verloven en v.i.

Een gedetineerde moet aan strenge criteria voldoen om in aanmerking te komen voor verlof en voorwaardelijke invrijheidsstelling. Dat zijn:
1. Gedrag gedurende gehele detentie;
2. Mogelijke risico’s;
3. Slachtofferbelangen.

Besluitvorming

Over het toekennen van verlof beslist DJI. Over de voorwaardelijke invrijheidsstelling beslist het Openbaar Ministerie (OM), mede op basis van adviezen van de reclassering en de vestigingsdirecteur van de betrokken penitentiaire inrichting. Het OM kan voorwaarden aan het verlof verbinden, zoals een gebiedsverbod of toezicht van de reclassering. Een gedetineerde heeft de mogelijkheid bezwaar te maken tegen dat besluit.