Gé (53 jaar)
Dat Gé gevangenisstraf kreeg, snapte hij ergens wel. Hij had iets gedaan wat niet mocht. Maar tbs met dwangverpleging? Die jongens hadden misschien niet gevraagd om zijn aanrakingen, maar geklaagd hadden ze ook niet. In de kliniek leert Gé dat er verschil is tussen vriendschap, intimiteit en seksualiteit. Zo lukt het hem om een nieuwe start te maken.
In de gevangenis doet Gé er alles aan om niet op te vallen. Pedoseksuelen staan onderaan de ladder, leert hij al snel. In de tbs-kliniek moest juist álles op tafel: familierelaties, seksuele ontwikkeling, vriendschappen, tegenvallers en beperkingen. Zo had hij nog nooit naar zichzelf gekeken. Langzaam leert hij inzien dat zijn oude gedrag absoluut niet kan.
“Het was nooit eerder tot mij doorgedrongen dat ik kinderen had beschadigd.”
De confrontatie met zijn verleden is heftig. Gé’s ouders hadden seks waar en wanneer ze zin hadden. Met andere stellen en met de eigen kinderen; ervaringen die Gé “ergens ver had weggestopt”. In sociale contacten voelde hij zich altijd onhandig. Vrouwen vond hij bedreigend, mannen keken vaak op hem neer. Relaties met volwassenen mislukten. Maar van kinderen kreeg hij de bewondering.
“Kinderen accepteerden mij gewoon zoals ik was. Voor volwassenen was ik altijd die sukkel.”
Gé ontmoette de jongeren op de sportclub en in de buurt. Hij verleidde ze met snoep, films en games. “Ouders vertrouwden mij. Ik was de behulpzame vrijwilliger die zo goed met de jeugd omging.” Na de eerste keer dat hij te ver was gegaan, was Gé er volledig van overtuigd dat de knul zelf seks had gewild. Andere slachtoffers volgden.
Zijn aanhouding komt als een puber doorslaat en zijn ouders vertelt dat Gé aan hem heeft gezeten. Op grond van psychiatrisch onderzoek veroordeelt de rechter hem tot tbs met dwangverpleging. Gé behoort tot de 80% pedoseksuelen die seks heeft met kinderen zonder dat er een speciale aantrekkingskracht is. Vanwege autisme en geestelijke armoede is zijn inlevingsvermogen beperkt ontwikkeld.
De tbs-kliniek stippelt een intensief traject uit met Gé. Het doel is dat hij een nieuw leven opbouwt waarin het risico op herhaling minimaal is. Gé is “blij met alle hulp”. Hij leert hoe hij oud gedrag kan herkennen en voorkomen, hoe hij structuur aanbrengt in zijn leven en sociale contacten opbouwt en onderhoudt. Het resocialisatieproces vindt plaats onder toezicht van de reclassering. Na begeleide en onbegeleide verlofperiodes krijgt Gé toestemming om op zichzelf te gaan wonen. Behoefte aan seks met jongeren heeft hij dan al lang niet meer.
“Ik ben dankbaar voor mijn nieuwe leven, maar ik schaam me voor wat ik heb gedaan.”
Buiten de muren van de kliniek krijgt Gé afwijzingen en sociale tegenslagen te verwerken: “Mensen zoals ik zijn besmet.” Met hulp van getrainde vrijwilligers voorkomt hij dat hij in een sociaal isolement belandt – het grootste risico voor terugval. Inmiddels heeft Gé een baan en een paar hobby’s. Hij heeft vertrouwen in de toekomst. Zijn droom is dat hij een vriendin vindt die met zijn fouten uit het verleden kan leven.
Kenmerken van patiënten zoals Gé
Benieuwd naar het hele verhaal van Gé? Luister dan naar de podcast.
Het gezicht van tbs (podcast - Gé)
Ik snapte er geen bal van. Inderdaad, die jongens hadden misschien
niet gevraagd om mijn aanrakingen, en later ook niet om verdergaande
vergrijpen, maar geklaagd hadden ze ook niet. Integendeel, want ze waren
bijna allemaal naar mij teruggekomen. Ja, ik had ze verleid, dat is waar.
Eerst alleen met aandacht, snoep, junkfood, films en games. Telkens was
ik een stapje verder gegaan en uiteindelijk ging ik over de grens van seks.
Maar er zaten ook jongens tussen die het zelf ook lekker hadden gevonden.
Die gevangenisstraf snapte ik nog wel, omdat ik wist dat wat ik deed
volgens de wet niet mocht, maar ook nog TBS? Het misbruik was niet de
bedoeling geweest, van het één was simpelweg het ander gekomen.
Dat ik het niet kon vatten, was onderdeel van het probleem. De TBS met
dwangverpleging zou me helpen mijn daden inzichtelijk te krijgen. Sterker
nog, het moest mij helpen geen vinger meer naar een minderjarige te willen
uitsteken. Het was niet tot me doorgedrongen dat mijn daden kinderen heel
erg hadden getraumatiseerd en beschadigd. Ook snapte ik toen nog niet
dat intimiteit of vriendschap iets totaal anders was dan seks.
Als kind was ik vroeger ook betrokken geweest bij seksspelletjes. De moraal
in mijn ouderlijk huis lag niet hoog. Mijn vader en moeder deden het
gewoon wanneer ze zin hadden, ook al waren mijn zusjes en ik in de buurt.
Pornofilms en andere stelletjes moesten de feestvreugde verhogen. Soms
misbruikten ze ons, hun eigen kinderen. Ik had die gebeurtenissen ergens
ver weggestopt, achter een boel andere herinneringen.
Toen ik opgroeide, was ik vaak onhandig in sociale contacten, ook doordat
ik ietwat autistisch ben. Het lukte mij niet gelijkwaardige relaties te krijgen,
laat staan te onderhouden, omdat ik niet wist hoe dat moest. Ik vond
vrouwen bedreigende wezens die altijd het onderste uit de kan wilden.
Er moest altijd worden gepraat, ze wilden altijd uitleg. Maar waarover en
waarvan dan? Van hun seksuele wensen en gevoeligheden had ik geen
flauw benul. De paar relaties die ik had gehad, waren bedroevend geweest.
Uiteindelijk ging ik alleen wonen, in een buurt waar ook veel kinderen
woonden.
Kinderen had ik altijd leuk gevonden, met hen verliep het contact nou
eenmaal gemakkelijker dan met volwassenen. Ze stelden geen vragen
en accepteerden mij gewoon zoals ik was. Dat was een stuk fijner dan
bij volwassenen. Van kinderen kreeg ik ook de bewondering die ik van
volwassenen nooit had gehad. Vroeger niet, en nu niet. Ik was altijd die
sukkel geweest. Omdat ik toch graag onder de mensen was, gaf ik mij op
als vrijwilliger bij een sportvereniging. Daar waren ze blij met me, omdat ik
zo goed met de jeugd omging. Ook met de kinderen in mijn hofje kreeg ik
een band. Voor ouders in de buurt werd ik die behulpzame man voor wie
niets te veel was. Al gauw won ik ieders vertrouwen. Op kinderen passen?
Geen probleem. Ik had een zesde zintuig voor degenen die niet goed in hun
vel zaten, kwetsbaar waren of verwaarloosd werden.
Met die ene jonge puber die al een aantal keer bij mij thuis was geweest,
ging ik voor de eerste keer te ver. Van zijn ouders kreeg die knul weinig
aandacht, bij mij volop. Seks had de jongen zelf gewild, zou ik later zeggen,
totaal overtuigd van mijn eigen gelijk. Toen deze jongen het liet afweten,
richtte ik me op andere jonge pubers. Ik lokte ze naar mijn huis en kwam -
vaak na het drinken van alcohol – met hen tot seksuele handelingen.
Dat ging zo door, totdat een jongen last kreeg van wat er was gebeurd:
thuis deed hij de badkamerdeur ineens op slot en hij werd onhandelbaar.
Toen hij brak vertelde hij zijn ouders dat ik aan hem had gezeten en dat ik
hem op het hart had gedrukt dat dit een geheim was dat hij met niemand
anders mocht delen, omdat daar problemen van zouden komen. Ik was er
gloeiend bij. Bij mijn aanhouding bekende ik al meteen dat ik in de jaren
dat ik in het hofje woonde regelmatig jonge puberjongens had misbruikt.
Na onderzoek door het Pieter Baan Centrum veroordeelde de rechter mij tot
gevangenisstraf en TBS met dwangverpleging.
Na lastige jaren in de bajes, waar pedoseksuelen onder aan de ladder
staan en ik mijn stinkende best had gedaan onzichtbaar te blijven, kwam
ik in de kliniek. Hier moest ik volledige openheid van zaken geven. Er
werden langdurige, intensieve onderzoeken gedaan om nauwkeurig te
bepalen welke behandelingen, therapieën en eventuele medicatie pasten
bij mij en mijn misdrijf. Ik werkte mee aan uitvoerige analyses van mijn
delict en seksualiteit. Mijn hele voorgeschiedenis tot aan mijn delict werd
onderzocht. Daarin werden ook mijn eigen seksuele ontwikkeling en
voorkeuren meegenomen; hoe ik was opgegroeid en wat ik van huis uit
had meegekregen aan normen, waarden en moraal. Mijn beperkingen,
mijn trauma’s, alles. Bij de onderzoeken werd ook mijn naaste omgeving
bevraagd, om op die manier het beeld zo volledig mogelijk te krijgen.
Deze onderzoeken wezen uit dat ik geen pedofiele geaardheid had. Ik
behoorde tot die tachtig procent van de pedoseksuelen die seks had met
kinderen, zonder zich specifiek tot hen aangetrokken te voelen. In mijn geval
was het ook gebeurd, omdat ik geen relatie met een volwassen partner in
stand kon houden. Door mijn verleden, beperkingen en onvermogen was ik
over de schreef gegaan. Ook werden mijn autistische trekjes, mijn mindere
inlevingsvermogen en het feit dat ik altijd uitging van mijn eigen behoeften
duidelijk. Mijn eigen verleden was door de onderzoeken weer tot leven
gekomen en dat had mij enig besef gegeven van wat ik had gedaan. Ik
wilde graag veranderen en alles in het werk stellen om het nooit meer te
laten gebeuren.
Ik werkte volledig mee aan mijn behandeling. Dat deden de meeste
pedoseksuelen die op mijn afdeling zaten, maar niet allemaal met de
bedoeling echt iets aan hun problemen te doen. Er zaten mensen tussen
die dachten dat het behandelend team daarmee om de tuin te leiden
was. De noodzaak van hun behandeling zagen ze nog niet. Deze groep
patiënten gedroeg zich anders dan de meeste geweld- en agressieplegers.
Net als mijn pedoseksuele medepatiënten was ik behulpzaam, vriendelijk,
huiselijk en geïnteresseerd in anderen. Verder bleven wij bijna allemaal
zo onzichtbaar als mogelijk. In de bajes had ik tenslotte ondervonden dat
een pedoseksueel geen respect kreeg. Nog steeds bleef ik liefst onder
het maaiveld. Maar omdat de behandelaars met ons type delinquenten
intensief konden werken, werden vaak goede resultaten bereikt. In de
kliniek vertelden ze mij dat statistisch gezien maar weinig pedoseksuelen na
TBS en dwangverpleging in herhaling vallen.
Mijn behandeling was nauwkeurig afgestemd op de uitkomsten van de
onderzoeken. Medicatie bleek in mijn geval niet nodig. Mijn behandeling
moest mij vooral ondersteunen in het opbouwen van een nieuw,
gestructureerd leven, waarin het risico dat ik in herhaling zou vallen zo
klein mogelijk was. Ik kreeg seksuele voorlichting en leerde het verschil
tussen vriendschap, relatie, intimiteit en seksualiteit. Ik volgde dramaen
beeldende therapie, waarin met rollenspellen en vormgeving mijn
lage zelfbeeld inzichtelijk werd. Ik leerde mijn grenzen te herkennen
en aangeven, die van anderen te respecteren en leerde bovendien
wat samenwerken was. Ik leerde omgaan met emoties en stress en te
communiceren wat ik eigenlijk nodig had en daarin een goede vertaalslag
te maken naar wat wel en niet kon. Eigenlijk werd ik getraind om mij anders
te gedragen. Voor mij was dit buitengewoon inspannend, omdat ik nog
nooit zo naar mezelf had gekeken. Niet naar mijn ingesleten gedrag en
al helemaal niet naar wat ik kon doen om dit te verbeteren. Ik had vooral
geestelijke armoede en weinig aansluiting gekend.
Met medepatiënten werden groepsgesprekken gehouden, zodat ze elkaar
konden aanspreken op hun houding en gedrag en zelf meer inzichten
kregen. Ik deed mee aan een virtual reality-pilot die hem in levensechte
situaties bracht, bijvoorbeeld in een kinderrijke buurt, waarbij werd
geobserveerd hoe ik reageerde. Ik kreeg documentaires te zien waarin
slachtoffers van pedoseksuelen aan het woord kwamen. Ik leerde hoe hoog
de prijs is die zij betalen.
Ik was blij met de hulp die ik kreeg. Langzaam ging ik meer over mezelf
en anderen begrijpen. Dat mijn daden absoluut niet konden. Dat ik aan
mezelf moest werken om inzicht in mijn delict te krijgen, beter te worden
en nieuw gedrag aan te leren. Ook leerde ik wat ik moest doen om mijn
oude gedrag te herkennen en te voorkomen. Ik moest in elk geval geen
situaties opzoeken waarin ik misschien weer verleiding zou kunnen gaan
voelen. Ik wist dat dit alles niet gemakkelijk zou worden. De diepe schaamte
die ik voelde, het beeld dat de maatschappij van pedoseksuelen heeft,
die veroordeling, het zou mijn terugkeer niet makkelijk maken. Als ik kon
ruilen met een onschuldig iemand, de tijd kon terugdraaien tot vóór mijn
daden, had ik het gedaan. Ik wilde terug naar een léven, ik wilde geen
pedoseksueel zijn die mijn leven misschien wel langdurig achter de muren
van een kliniek zou slijten, zoals sommige van mijn medepatiënten.
Na anderhalf jaar, waarin mijn ontwikkeling elke week in het team werd
besproken, mijn behandelplan elke zes maanden werd bijgesteld op mijn
vooruitgang, mijn daderbehandeling positief verliep, ik bewuster werd over
mijn handelen en ik werd voorbereid op een nieuwe, meer gestructureerde
manier van leven, kwam ik in aanmerking voor mijn eerste begeleide verlof.
Eén van mijn medepatiënten kwam ook in aanmerking, maar die was bang
voor een eventuele confrontatie met kinderen en koos ervoor niet te gaan.
Ik ging wel, al vond ik het ook eng. Hoe zou het zijn om weer jeugd te zien?
Dat gebeurde tijdens het tweede begeleid verlof. De wandeling ging langs
een hangplek met jonge pubers. Ik kreeg een schok, omdat ik voor het eerst
op deze manier met mijn verleden en daden werd geconfronteerd. Ik voelde
veel schaamte, maar gelukkig voelde ik geen seksuele onrust of verkeerde
behoeftes.
Stapsgewijs kreeg ik meer vrijheid buiten de kliniek, om mijn leven weer op
te bouwen. Het was onderdeel van de behandeling en diende onder meer
om te kijken of ik ook buiten de kliniek de dingen kon toepassen die ik in
de kliniek had geleerd. Dit resocialisatieproces duurde enkele jaren, verliep
onder strenge voorwaarden en volgens uitgestippelde plannen. Nog steeds
werd ik doorlopend gemonitord op mijn gedrag, vooruitgang en eventuele
terugval. Ook had ik inmiddels weer werk. Net als vroeger werkte ik als
documentalist, al was het wel bij een andere werkgever.
Toen ik buiten de muren van de kliniek begeleid mocht gaan wonen, onder
het wakend oog van de reclassering, kwam ik in aanmerking voor een
intensief begeleidingstraject. Dit succesvolle COSA-traject, dat staat voor
Cirkels voor Ondersteuning, Samenwerking en Aanspreekbaarheid, moest
een eventuele terugval voorkomen. Eenmaal terug in de samenleving
worden veel zedendaders namelijk niet meer geaccepteerd door hun oude
buurt, familie en vrienden.
Voor mij werd een groep van drie tot vijf getrainde vrijwilligers samengesteld
die contact met mij hielden, omdat ik met mijn delict mijn toch al kleine
sociale netwerk was kwijtgeraakt. Dit groepje vrijwilligers moest voorkomen
dat ik eenzaam werd en in een sociaal isolement zou belanden, omdat
dit de grootste risico’s voor een terugval zijn. Ze praatten met me,
confronteerden me en motiveerden me ook waar nodig. We deden samen
boodschappen, gingen wandelen of naar de bioscoop. Ook hielden ze
nauwlettend in de gaten of ik weer tekenen van pedoseksueel gedrag ging
vertonen. Hun ervaringen en bevindingen communiceerden ze met een
coördinator van de reclassering.
Voor mij was COSA een uitkomst. In de twee jaren waarin ik het traject
volgde, lukte het me met hulp van de vrijwilligers een nieuw leven op te
bouwen. Zij hielden mij bij de les en met alles wat ik in de kliniek had
geleerd, kwam ik mijn emotionele en sociale tegenslagen en de vele
afwijzingen die ik ondervond te boven. Ik zorgde voor een goede structuur
en afleiding in mijn leven; Ik werkte, sportte, had een goedgevulde
boekenkast en zelfs een paar hobby’s. Gelukkig waren er anderen die mij
soms ontmoetten. Ze wisten van mijn verleden, maar konden mij toch zien
als medemens. Voor de zekerheid zorgde ik ervoor op gepaste afstand
van kinderen te blijven, al had de behandeling ervoor gezorgd dat ik geen
behoefte meer had aan seksueel contact met hen. Het was me gelukt om
me mijn nieuwe inzichten en mijn nieuw aangeleerde gedrag eigen te
maken. Ik dacht er zelfs over op zoek te gaan naar een nieuwe vriendin,
die zou kunnen leven met mijn gemaakte fouten. Ik was en blijf dankbaar
dat ik een nieuwe start kon maken, maar de last van wat ik anderen had
aangedaan zal ik altijd met me blijven meedragen.