Bijzonder gesprek in de gevangenis
Verhalen uit de praktijk
Op de quarantaine afdeling van onze zelfmeldinrichting raak ik, Gerard, PIW'er in een gevangenis, op woensdag na een cel oproep in gesprek met een gedetineerde die net binnen is. Op dinsdag was deze man mij tijdens het luchten al opgevallen door zijn speciale manier van bewegen. Zijn lopen had iets weg van schuifelen of hele kleine stapjes maken, daarnaast had hij een lege blijk in zijn ogen.
Nu ik bij hem op cel sta lijkt het alsof hij heeft gehuild. Op mijn vraag hoe het met hem gaat, vertelt hij dat hij verdrietig is. Ik vraag hem of hij mij wil of kan zeggen hoe dat komt.
“Ja dat kan ik wel. Ik heb helemaal geen shag meer en ik vind het heel vervelend dat er uit dat rooster muziek komt en er mensen tegen mij praten.” Terwijl hij dit zegt knikt hij met zijn hoofd schuin omhoog richting het ontluchtingsrooster. Dat verbaast mij, omdat dat niet kan. Hij zegt “ik word daar onrustig van meneer. Die persoon zegt steeds tegen mij dat ik moet protesteren”.
Ik vraag hem of ik even mag gaan zitten omdat dat wat gemakkelijker praat. Hij lijkt iets meer op zijn gemak en veegt de tranen uit zijn ogen. Ik vraag hem hoelang hij moet blijven en of hij al vaker gedetineerd is geweest.
“Ik heb al heel vaak in de gevangenis gezeten. Maar ben ook opgenomen geweest in de psychiatrie. Eigenlijk moet ik ook medicatie krijgen, maar die heb ik nog niet gehad. En nu kan ik ook niet roken. 26 dagen en dan zie ik wel.”
Ik stel voor om dat probleem op te lossen en shag voor hem te halen in de winkel. Er staat saldo op zijn rekening, dus shag is geen probleem. Op het moment dat ik weer bij hem op cel sta begint hij weer met zijn verhaal.
“Het klinkt gek meneer, maar als u niet hier bent, gaat mijn bed steeds op en neer en nu staat het weer stil.”
Terwijl hij dit vertelt wiebelt hij op en neer om mij te laten zien dat het bed beweegt maar dat staat vast en stil op de grond.
“Ziet u wel nu doet hij het weer niet. Ik word erg verdrietig hiervan en weet u, mijn vriend heeft €80.000 gekregen en had veel vrienden. Wij woonden samen in een huis. Hij had veel hasj en auto’s. Nu is alles op en wonen we nergens. Hoort u, nu praten ze weer tegen mij. Ik wil niet luisteren, maar ik moet wel.”
Ik leg hem uit dat ik het vervelend vind voor hem en snap dat hij dat niet wil. Ik vraag hem weer hoe hij zich voelt.
“Ik word druk in mijn hoofd van binnen zitten, ik wil ook geen telefoon ofzo. Kijk maar meneer, ik heb de televie ook omgedraaid. Daar komt straling uit. Ik had een telefoon die deed dat ook en nu is die weg. Die dingen daar praten mensen door tegen mij, dat wil ik niet”.
Inmiddels heb ik het idee dat er een en ander mis is en dat het niet goed is voor deze man om 22 uur per dag op cel te zijn. Met hem overleg ik dat ik even met de medische dienst ga praten om te kijken of we iets voor hem kunnen doen.
Het verhaal deel ik vervolgens met mijn collega’s. Het blijkt dat betrokkene zware medicatie krijgt in verband met schizofrenie en hij bekend is binnen de psychiatrie. Op donderdag komt de arts hem de nodige medicatie geven. Ik neem me voor om op vrijdag ons gesprekje nog weer eens op te pakken.
Op de cel lijkt een bom ontploft, hij ligt opgekruld onder het dekbed.
Ik vraag hem hoe het met hem gaat en of hij zin heeft om samen een sigaretje gaan te roken buiten.
“O ja, meneer dat wil ik wel. Waar ben ik nu? Is het ziekenhuis”.
Nee, denk eens goed na, waar was je op woensdag toen we hebben gepraat.
“Gevangenis, denk ik. Ik heb geen rook, maar ik wil wel wandelen”.
We hebben samen een rondje gelopen en hij heeft een shaggie gerookt. De medicatie slaat aan en hij is goed aanspreekbaar en redelijk helder. We spreken af dat hij gaat douchen en daarna samen de cel opruimen. Hij was het daar mee eens en we gaan samen naar binnen.
Het gesprek levert een stuk gemoedsrust op voor deze man. En ik, ik blijf met een tevreden gevoel achter in de teamkamer. Fijn dat je soms echt iets, al is het maar klein, kunt betekenen voor iemand.