Opnieuw beginnen (Gesprekken in de gevangenis - 4)
Verhalen uit de praktijk
Geestelijk verzorger Margreet spreekt in de gevangenis waar ze werkt dagelijks met de vrouwen die daar verblijven. In deze reeks deelt ze verhalen die indruk op haar hebben gemaakt.
Enkele gedetineerde vrouwen nemen deel aan de Bijbelcursus Opnieuw beginnen. Op vrijwillige basis. Ook Florence. Ze is 23 jaar oud en zit al een klein jaartje vast. “Ik ben afgekickt”, zegt ze. “Dat gaat in de gevangenis vanzelf. Je krijgt niks. Wat medicatie in het begin, maar daarna is het flink zweten, doodsangsten uitstaan en hevig verlangen naar een shotje. En op een goeie dag ben je er opeens vanaf. Maar ik wil er ook écht vanaf. Ik wil veranderen. Echt een nieuwe start maken, goede dingen doen. Mijn moeder heeft me naar Florence Nightingale genoemd”, vertelt ze, “en dat wil ik eigenlijk ook zijn, goed voor andere mensen”.
Ik gaf nooit mezelf de schuld
“Ben je dat niet?”, vraag ik. “Voel je jezelf geen goed mens?”.
“Nee”, zegt ze onmiddellijk. “Ik was altijd egoïstisch. Dacht altijd alleen maar aan mezelf. Hoe ik kon scoren, wie er drugs had, waar ik ze kon krijgen”.
Ik vraag of ze dat woord wil opschrijven. Ze doet het. EGOÏSTISCH, schrijft ze met vette hoofdletters. Dan begint ze plotseling te huilen. “Het is zo waar!”, zegt ze na een poosje. “Ik deed zoveel foute dingen in mijn leven. Ik zit hier niet voor niets, moet u weten. Ik heb verschrikkelijke dingen gedaan. Maar dan gaf ik mijn moeder de schuld. Of mijn vriendin. Of de drugs. Nooit mezelf. Terwijl ik steeds de keus had om het anders te doen. Maar dat negeerde ik”.
Op het lesprogramma staat het Bijbelverhaal uit Lucas waar Jezus met zijn ouders het Paasfeest in Jeruzalem bijwoont. Lucas vertelt dat wanneer zijn ouders terugkeren naar Nazareth zij in de veronderstelling verkeren dat de twaalfjarige Jezus zich elders in het reisgezelschap bevindt. Maar Jezus is achtergebleven en drie dagen later vinden ze hem in de Tempel waar hij te midden van rabbi’s en leraren vragen over de Heilige Schrift beantwoordt. Zijn moeder Maria toont zich ontzet: “We hebben met angst in je hart naar je gezocht”. Maar Jezus zegt: “Wisten jullie niet dat ik in het huis van mijn Vader moest zijn?”.
Herinneringen aan een veilig plek
Ik vraag Florence of ze iets in dit verhaal herkent. “Nee, helemaal niet”, zegt ze. Ik vraag verder, of ze herinneringen aan een huis heeft, een veilige plek, een thuis. Ik weet van haar achtergrond dat ze als kind in tal van tehuizen heeft gewoond. Ze denkt lang na. “Toen ik drie was”, diept ze uit haar geheugen op, “toen waren mijn ouders nog bij elkaar. Ik geloof dat ik me dat herinner als een gelukkig moment”. Ze herinnert zich weliswaar ook de ruzies, maar tegelijk dat fijne gevoel, ouders hebben. Ze is intelligent genoeg om op te merken dat dit misschien projectie is. “Maar toch…”.
Het huis van mijn vader
Ik vraag haar in de lijn van het verhaal van Lucas of ze zelf ook wel eens is weggelopen. “Oh, zo vaak”, zegt ze. “Toen ik nog alleen bij mijn moeder woonde. Maar ook daarna heel vaak. Uit de opvanghuizen.”
“En bleef je dan op straat of ging je ergens naar toe?”, vraag ik. “Ik ging altijd naar het huis van mijn vader”, zegt ze tot mijn verbazing. “Wil je ook dat opschrijven?”, vraag ik. “Wat?”, vraagt ze. “Waar ik naar toeging?”. Ze schrijft het op. Opeens zegt ze: “Lazen we dat niet net? Het huis van mijn vader?”. Dat is wel heel sterk, vinden we allebei. Ze wordt er stil van. “Wat een toeval”, zegt ze.
Niet welkom
Ze zet haar herinneringen voort. “Ik ging inderdaad altijd naar het huis van mijn vader”, vervolgt ze, “maar daar was ik niet altijd welkom. Het lag er een beetje aan met welke vrouw hij was. Hij had zoveel vrouwen. Sommigen belden meteen het opvanghuis en later mijn pleegouders. Wat papa wilde, wist ik eigenlijk nooit”.
In het lesboekje staan verschillende afbeeldingen. Allerlei wegen. De vraag is welke weg zij in haar leven is gegaan. Ze blijft trouw aan het zojuist vertelde. Ze kiest resoluut voor een fietsend kind. “Dit is de weg die ik fietste”, interpreteert ze het plaatje. “30 kilometer fietste ik van het huis van mijn pleegmoeder naar het dorp waar mijn vader woont. En als ik dan eindelijk bij hem was, mocht ik soms gewoon niet naar binnen”.
Opnieuw beginnen
Het is te gemakkelijk om nu te zeggen dat je in ‘het huis van mijn Vader’ waar Jezus over spreekt ‘altijd welkom’ bent – dus die open deur laat ik dicht. Het programma ‘Opnieuw beginnen’ is geen bekeringsprogramma en als iets in deze gevangenis niet mijn taak is, is het wel zieltjes winnen. Opnieuw beginnen is iets wat de vrouwen hier zelf in de ogen moeten zien en niet opgelegd krijgen.
Sorry zeggen
De laatste opdracht in het lesprogramma van vandaag is om een brief te schrijven naar iemand uit je verleden. Ze twijfelt aan wie. Niet over het wát. “Ik ga excuses maken”, zegt ze. Maar aan wie? Met haar vader heeft ze nog altijd contact. Dus hem kan ze het gewoon zeggen. “Ik ga zeggen: ‘Sorry pap, voor alles’”.
Haar pleegmoeder heeft, toen ze van de gevangenis hoorde, onlangs weer contact opgenomen. Ook haar kan ze bij het volgende bezoek excuses aanbieden. Dus schrijft ze aan haar moeder die ze in geen jaren heeft gezien. Ze leest de brief voor. Het sorry dat eruit klinkt is gemeend. Sorry voor de vele verwijten. Sorry voor verkeerde keuzes. Sorry voor alles. Ik kan niet verhelpen tussendoor steeds te denken dat nu de beurt is aan anderen, vader, moeder, om sorry te zeggen.
Haar brief eindigt met een bedankje: “Dank mam, dat je me Florence genoemd hebt. Misschien helpt dat om betere keuzes te maken”.