“Jij gaat iets voor me regelen, Sanne”
Verhalen uit de praktijk
Het is dinsdagochtend, negen uur. Ik kijk in mijn agenda welke gedetineerden ik moet oproepen voor het spreekuur. Terwijl ik het lijstje met namen doorloop ontvang ik een mailtje: gedetineerde S. meldt zich ziek. Mijn aandacht is gewekt want S. meldt zich de laatste tijd wel vaker ziek. Ik besluit hem op te roepen voor mijn spreekuur.
S. is een (tegen mij) altijd vriendelijke jongen, soms op het flirterige af. Geregeld maakt hij mij een compliment, over m’n schoenen, haar of kleding. Zolang het netjes en vriendelijk blijft, maak ik daar geen punt van. Nu ik hem wat langer ken weet ik ook inmiddels dat werken niet per sé zijn hobby is. Vaker dan eens komen gedetineerden op het spreekuur om te vragen om een AO, een arbeidsongeschiktheid-verklaring. Zonder succes, overigens.
Voor S. op mijn spreekuur verschijnt, zie ik eerst een aantal andere gedetineerden. Er heerst een griepje en veel mensen die ik zie hebben last van verkoudheid, koorts en buikklachten. Dan meldt de bewaker op de gang dat S. is gearriveerd. Ik loop naar de deur van de wachtkamer en draai de deur van het slot. S. komt met een flauwe glimlach op me af: ‘Waarom ben ik hier, Sanne?’. Hij gaat naast me staan en geeft mij een slappe hand. ‘Loop maar even mee naar de spreekkamer’ zeg ik hem, en wijs hem de stoel waar hij plaats mag nemen.
Vrijwel direct buigt S. zich naar mij toe over de tafel en kijkt me met zijn donkere ogen indringend aan. Eén arm leunt op de tafel, de andere hand heeft hij in zijn zak. ‘Jij gaat iets voor me regelen, Sanne.’ Ik check direct vanuit mijn ooghoek of ik mijn pieper heb waar hij hoort en ik gooi er direct uit dat ik dacht van niet. S. lijkt een beetje uit zijn doen door mijn felle antwoord. Hij verandert direct zijn houding en hij leunt achterover in zijn stoel. ‘Ahh Sanne, alsjeblieft! Ik heb gewoon geen zin om te werken. Geef me een maandje AO’. Ik schrok van zijn vraag, merkte ik, en ik probeer de angel uit het gesprek te halen. ’Je kent me nu al wat langer, S.. Als je een keer een dagje geen zin hebt om te werken, kunnen we het daarover hebben en wil ik je best een dagje ziekmelden. Maar ik wil dat je eerlijk bent. En de manier waarop je nu een AO komt afdwingen, daar hou ik niet van’. S. lijkt eerst te willen tegenstribbelen, maar al snel zie ik een glimlach op zijn gezicht. ’Ach ja, dat weet ik ook wel. Okay.’ Hij geeft me een hand en verlaat de kamer met een lach. Om onderweg nog even te zeggen dat hij wel een beetje teleurgesteld is, maar hij mijn schoenen wel ‘vet’ vindt.
Zie ook
Wat doet een justitieel verpleegkundige?