Bajes-maf (Gesprekken in de gevangenis - 2)
Verhalen uit de praktijk
Geestelijk verzorger Margreet spreekt in de gevangenis waar ze werkt dagelijks met de vrouwen die daar verblijven. In deze reeks deelt ze verhalen die indruk op haar hebben gemaakt
De monniken die hier leefden voordat Ter Peel ‘de vrouwgevangenis’ werd, noemden hun woonruimte een ‘cel’. Misschien omdat ze zichzelf als gevangenen van God beschouwden. Gevangen door Zijn aantrekkingskracht en de behoefte alleen met Hem in contact te zijn. Het is een oud woord, cel. De Romeinen richtten in hun tempels een klein vertrek in, een cella, waar zich het beeld van de god bevond. Dat vertrek werd ‘geheim gehouden’ (cellare in het Latijn).
Een veilige plek
Vandaag haal ik Leontine op uit haar cel. Ze heeft het vrije uurtje buitenlucht overgeslagen en verkozen de hele dag op haar cel te blijven. “Lekker rustig”, verklaart ze. “Ik vraag de bewakers zelfs of ze de cel op slot willen doen. Alléén op mijn kamer zijn vind ik niet genoeg. Is ook al fijn, maar nog fijner is het als de deur op slot gaat”.
Als ik haar verbaasd aankijk, zegt ze: “Ja, ik ben een beetje bajes-maf”. Volgens haar hebben meer vrouwen daar ‘last’ van. Sommige vrouwen hebben voor het eerst in hun leven een eigen plek. Als kind hadden ze geen eigen kamertje, geen veilige plek voor zichzelf. “Hier wel!”.
Tijd voor jezelf
Hier opeens hebben ze een ruimte voor zichzelf. En sommigen maken ook een dagindeling als waren ze in een klooster. Dat wil zeggen voor hun eigen vrije tijd. Dus niet de tijd waarin ze moeten koken, moeten wassen of afwassen. Dat is tijd waarop een etiket is geplakt. Verplicht. Nee, het gaat om vrije tijd, recreatie, tijd die je voor jezelf mag besteden. Veel kortgestraften zoeken elkaar dan op en doen dingen sámen. Juist langgestraften hebben daar geen behoefte aan. Ze delen die tijd in voor zichzelf.
Leontine is een langgestrafte. “Ik heb vaak geen zin in al die vrouwen om me heen. Het is vaak ook een komen en gaan. Dan zitten ze hier in afwachting van hun proces of om overgeplaatst te worden. Daar word je helemaal gek van. Allemaal vrouwen die iets van je willen. Die slorpen je energie op. En maar praten en maar praten”.
Ik zeg haar dat ‘praten’ toch gewoon menselijk is. Mensen willen je iets vertellen, hun verhaal doen. “Moet je je niet juist trots voelen als iemand je in vertrouwen neemt”. “Ja, dan wel”, zegt ze. “Maar meestal is het gewauwel. Dan heb ik liever stilte”.
Stilte
Weer zie ik de muren van dit voormalige klooster hun verhaal vertellen over monniken die hier de stilte zochten om er met God alleen te kunnen zijn. Het fascineert me dat wat de vrouwen hier ‘bajes-maf’ noemen die kloosterwaarde lijkt te omarmen.
Ik vraag haar waar die stilte haar brengt. “Bij mezelf”, zegt ze.
Ik ben zo verstandig niet in te brengen dat de monniken vroeger stilte zochten om er God te vinden. Leontine zou me doorhebben. Ik vind dat ze zelf moet ontdekken dat bij jezelf zijn een opening naar God maakt. En als het geen opening maakt, is het ook goed. Ik weet dat Leontine me een plaats in haar vrije tijd, haar dagindeling, heeft gegeven. Dat is een begin van vertrouwen. Ik ben er niet omdat ik iets van haar wil, maar omdat ik haar de ruimte bied om zichzelf te zijn.
“Stilte brengt me bij mezelf”, herhaalt ze wanneer ik niet onmiddellijk reageer. “Als de deur dicht is, op slot, kan er niemand meer aankloppen. Dan heb ik twee uur tot de avondklok. Helemaal voor mezelf. Dan weet ik dat de buitenwereld denkt dat ik opgesloten zit. Maar ik voel me dan juist vrij. Ongestoord. Eindelijk plaats en tijd voor ontwikkeling”.
Onbegrip
Ik realiseer me dat dit precies is wat monniken en nonnen vanuit de buitenwereld ervaren hebben: onbegrip voor hun vrijwillig gekozen isolement. De langgestrafte vrouwen die hier verblijven stuiten op hetzelfde onbegrip. Ze kiezen voor isolement tijdens hun gevangenschap.
Ik weet niet waar het hen brengt. Dichter bij zichzelf, dichter bij God, dichter bij het geheim dat zich alleen ontsluit in de afzondering van een cel? Dat ze zich bewust zijn van de merkwaardige indruk die hun vrijwillige afzondering maakt, blijkt eruit dat ze zichzelf ‘bajes-maf’ noemen. Net zo maf als de religieuzen en de geestelijken die hier vroeger woonden.